Zij was , samen met type 122 ( 1954 ) , DE elektrische lok uit m'n kinderjaren , ik zag ze vele malen van buiten en van binnen . Ik zal nog eens m'n oude diadoos moeten doorzoeken .... (even geduld)
Ze waren bedoeld voor internationale treinen en piekuurtreinen tussen Brussel en Luxemburg. Op deze lijn komen vrij veel hellingen en bochten voor. Hiervoor was het nodig om een locomotief te bouwen die voor deze lijn geschikt was en eveneens in de gemengde dienst kon gebruikt worden. De locs reden met K-rijtuigen, M1-, M2- en M4-rijtuigen, maar ook I-rijtuigen. In de goederendienst slepen ze zowel allerhande bloktreinen als gemengde goederentreinen

Hun gewicht werd opgevoerd naar 92 t ( ipv 89 t ) voor een betere adhesie bij het starten
ZE WAREN -ALS EERSTE LOKS IN EUROPA - UITGERUST MET EEN RECUPERATIEREMSYSTEEM ( de "klassieke" NMBS treinstellen hadden dit reeds )
Recuperatief remmen maakt gebruik van het feit dat een elektromotor ook als generator ( dynamo ) kan werken. Door tijdens het (af)remmen de motor – aangedreven door het voertuig of werktuig – als generator te schakelen, zal deze de bewegingsenergie omzetten in elektrische energie. De opgewekte energie kan vervolgens teruggeleverd worden aan de bovenleiding. Doordat de generator een extra belasting vormt voor het voertuig zal de snelheid hiervan afnemen.
Bij treinen die op gelijkspanning rijden zoals in Nederland en België is de energiebesparing beperkt: de gelijkrichter in het onderstation kan de opgewekte gelijkspanning niet omzetten in een wisselspanning. De opgewekte energie moet dus gebruikt worden door een (andere) trein in de betreffende bovenleidingsectie, bijvoorbeeld voor treinverwarming. Het voordeel van deze rem is de afwezigheid van slijtage. Nadeel is de gecompliceerde elektrische tractieschakeling . De rem werkt alleen op aangedreven assen.
De tractiemotoren ACEC 729 ( die dus ook als generator dienst doen ) zijn met "neusophanging" en drijven de assen aan via verende enkelvoudige tandwielen
Voorbeeld van motor met neusophanging :