In het kader van de 175ste verjaardag van de Belgische Spoorwegen loopt in het Hergé Museum een tijdelijke tentoonstelling over de hechte band tussen de striptekenaar en de trein, die regelmatig opduikt in het oeuvre van Hergé en zelfs het onderwerp uitmaakt van diverse brochures en affiches die hij illustreerde. Zijn voorliefde voor het spoorweggebeuren blijkt ook uit de waaier aan documentatie die hij in de loop der jaren rond dit thema vergaarde. Dat de NMBS-holding deze verzameling voor de gelegenheid luister bijzet met tal van spoorwegrelikwieën, is een reden te meer om ons licht eens te gaan opsteken in Louvain-la-Neuve en er meteen ook de permanente collectie van het museum te bezichtigen. En hoe kunnen we dat toepasselijker doen dan per trein?
1532 Bilzen 09:49 – Leuven 10:47
3061 Leuven 10:58 – Ottignies 11:38
6560 Ottignies 11:51 – Louvain-la-Neuve 12:00
3938 Louvain-la-Neuve 16:41 – Ottignies 16:50
8602 Ottignies 17:00 – Namur 17:28
0915 Namur 17:33 – Liège-Guillemins 18:13
2940 Liège-Guillemins 18:18 – Bilzen 19:03
De bijzondere samenstellingen houden we voor terugreis, al gaat de imposante verschijning van IC E 1532 toch ook niet onopgemerkt voorbij in Bilzen: een dubbele M6-stam, waarvoor de ruime dienstregeling zeker geen overbodige luxe biedt. Dankzij de gebundelde krachten van HLE 2752 en HLE 2759 lijken we het stipt te houden, maar dat is buiten kleinschalige werkzaamheden in de stationsinrit van Leuven gerekend, die ons alsnog met een minuutje vertraging opzadelen. De TBG heeft ons even daarvoor al met een ander ongemak opgezadeld: een verkeerd treinnummer op de biljetstempel, het zoveelste in enkele maanden tijd. Dat lijkt een onschuldige nonchalance, maar kan de reiziger in geval van langdurige vertraging wel het recht op compensatie ontnemen.
Gelukkig hebben we voorlopig geen enkele reden om daarop beroep te doen, want twee klassieke stellen staan vastberaden klaar om L 3061 te verzekeren. De studenten genieten van hun collegevrije week, hetgeen waarschijnlijk de ongewoon zwakke bezetting van deze rit verklaart. Pas ver over de taalgrens zullen we helemaal vooraan in AM 240 enig gezelschap krijgen, al zit een nukkige deur – ik vrees dat ik ze bij een poging tot openen nog meer geforceerd heb – daar ook voor iets tussen. We lopen aanvankelijk enkele minuten uit op de nog niet zo lang geleden verruimde dienstregeling, die nodig was om tegemoet te komen aan een plotse gril van Infrabel: een dubbel veto, met name tegen de korte keertijd in Leuven en tegen een eventuele doorkoppeling met lijn 35. Het gevolg is een erg inefficiënte kering, waarbij de vertrekkende trein bovendien op geen enkele aansluiting – en er blijven er sowieso al niet veel over – mag wachten om de kort daarna opdagende tegentrein niet te hinderen.
Onze volgende overstap biedt een ideale gelegenheid om het station van Ottignies, nota bene het drukste Waalse station, eens aan een grondige inspectie te onderwerpen, al is het nogal wiedes dat de perroninfrastructuur zich in een deplorabele toestand bevindt. En nog opmerkelijker is dat er hier voor de komende jaren niet meer dan een paar oplapwerken gepland staan, terwijl de Bergenaren zich binnenkort mogen verwachten aan een cadeautje met een rode strik erom. Ottignies is trouwens ook figuurlijk een varkensstal: de quadruples, al dan niet door een plas graffiti gerold, knorren hier welig.
Dankzij CR 6560 halen we een toevalstreffer binnen: een ritje in het Sabenastel 598, dat samen met een gewoon tweetje de dienst uitmaakt. Dergelijk materieel bezorgt de reiziger gewoonlijk een dubbele verrassing: het comfortabele interieur – iemand denkt zelfs dat ze in eerste klas beland is – en het daarmee schril contrasterende, kletterende rijgedrag. Het vertrek op spoor één is technisch onlogisch, maar in het voordeel van de overstappers; we wachten inderdaad op een aantal reizigers uit het Naamse. Desondanks klokken we niet meer dan een minuutje te laat af in Louvain-la-Neuve, dat beschikt over een intussen ietwat vervallen stationscomplex uit het midden van de jaren 1970, weliswaar prima gesitueerd in deze perfect doelmatig aangelegde universiteitsstad.
Het Hergé Museum is gevestigd in een modern gebouw, dat samengesteld lijkt uit twee tegen elkaar leunende, geïllustreerde prisma’s en via een houten loopbrug in verbinding staat met het stadscentrum, maar momenteel niet helemaal tot zijn recht komt in de schaduw van grootschalige bouwwerken in de onmiddellijke omgeving. Een audiosysteem gidst de bezoeker doorheen de indrukwekkende collectie, die over drie verdiepingen verspreid is. De rondleiding focust uiteraard in de eerste plaats op het verrassend gevarieerde leven en werk van Hergé. Naast Kuifje, zijn bekendste geesteskind, laat hij ons immers nog talrijke andere creaties na, die zich zeker niet alleen beperken tot de wereld van het stripverhaal. Aan de hand van talrijke schetsen, citaten en beeldmateriaal tracht de tentoonstelling zijn inspiratiebronnen te achterhalen: aandacht voor wetenschap, film en vreemde culturen geven zijn werk een humanistische inslag. Hergé, pseudoniem voor Georges Remi – keer diens initialen maar eens om –, was een bijzonder goed gedocumenteerd man, die zowat over alles informatie vergaarde en daarmee zijn werk naar het hoogste niveau tilde, maar daarnaast ook veel aandacht besteedde aan samenhang en continuïteit in de karaktereigenschappen van zijn personages. Hoewel zijn alziend oog voor detail in het begin van carrière het samenwerken met anderen bemoeilijkte, richtte hij 1950 de befaamde Studio Hergé op. Samen met zijn medewerkers en leerlingen trachtte hij het stripverhaal, dat in die tijd nog een connotatie van verwerpelijkheid met zich meedroeg, tot een volwaardige kunstvorm te verheffen. De vele hommages aan zijn adres, waarvan slechts een fractie in de laatste zaal van de tentoonstelling verzameld is, vormen in ieder geval het onomstotelijke bewijs dat hij daar wereldwijd aan heeft bijgedragen.
De internationale pers mocht het een kleine twee jaar geleden, toen men tijdens de opening een filmverbod oplegde, al ondervinden: fotograferen is in het hele museum niet toegestaan. Zeker in de tijdelijke expositieruimte over de Belgische Spoorwegen is dat jammer, want er staan een aantal interessante spoorwegrelikwieën opgesteld: een schustermachine, een mechanisch sein met twee standen, een wachthuisje, stationsklokken en originele halteborden van een aantal stations en stopplaatsen die decennia geleden al uit het spoorboekje geschrapt zijn. Hergé heeft altijd een bijzondere belangstelling getoond voor den ijzeren weg, hetgeen niet alleen blijkt uit de treinreizen die Kuifje in verschillende albums aflegt, maar des te meer uit de opdrachten die de grootmeester voor de NMBS verrichte. Zo bouwde hij mee aan de droom van het treinreizen door talrijke brochures en affiches te illustreren. Een aantal daarvan ligt ter inzage; veelal gaat het om aankondigingen van de invoering van elektrische tractie op bepaalde lijnen. In verband met het spoorwegwezen beschikte Hergé trouwens ook over een grote collectie van foto’s, ontwerpen en boeken, zoals de spoorwegencyclopedie die Hachette in 1927 op de markt bracht. Voorts staan ook een aantal maquettes opgesteld, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan het stoomtijdperk en aan het imaginaire station Molensloot (Moulinsart), dat vermoedelijk verwijst naar het vroegere Sart-Moulin op lijn 115. Zeker eens het bekijken waard!
Ook tijdens de rest van de namiddag kunnen we ons moeiteloos vermaken in Louvain-la-Neuve, dat zich de laatste jaren steeds meer als een commerciële aantrekkingspool profileert. De opening van het shoppingcentrum “l’Esplanade”, het grootste in de regio, draagt daar zeker aan bij. Buiten genieten we dan weer van de eerste deugddoende zonnestralen, net zoals de Waalse studenten, die hun lesvrije week blijkbaar al achter de rug hebben.
Rond halfvijf zetten we ons dan schrap voor een ietwat gewaagde, maar erg gevarieerde terugrit, die overigens perfect reglementair is en ons de gelegenheid biedt om in twee minder courante samenstellingen te belanden: de HLE 26 met M6’en (als IR 3938) en de HLE 20 met M5’en (als P 8602). Enkele weken railtimen leert echter dat de slaagkans van deze verbinding maar 60% bedraagt, waarbij vooral de overstap in Namur precair is. Rampzalig is dat eigenlijk niet, want als het daar pas misloopt hebben ons opzet tenminste bereikt. En het is toch vakantie, dus malen we niet om een uurtje meer of minder…
In het station treffen we, gesandwicht tussen twee 26’ers en zowaar ruim op tijd, een M6-stam aan: dat kan dus alleen maar IR l 3938 zijn. De massale problemen en afschaffingen van verleden jaar lijken intussen achter de rug, maar vertragingen tot een kwartier blijven op deze verbinding toch schering en inslag. Dat is opmerkelijk, omdat het een dergelijke samenstelling technisch gezien niet aan optrekvermogen mag ontbreken. Vandaag kunnen HLE 2630 en HLE 2627 daar in ieder geval weinig blijk van geven: na een haperende start stoten we ter hoogte van Y. Louvain-la-Neuve – de vertakking waar we invoegen op lijn 161 – zelfs op een gesloten sein, het eeuwige lot van een veredelde stoptrein die een rijkelijk vertraagde IC naar Brussel voor de voeten dreigt te rijden. Het duurt ook nog even vooraleer die laatste het perronspoor in Ottignies vrijmaakt, zodat we uiteindelijk toch bijna negen minuten vertraging op de teller hebben. Als dan ook nog blijkt dat ik de positie van de passerelle ietwat verkeerd heb ingeschat, waardoor we twee rijtuigen te ver naar voren zijn geschoven, rest ons eigenlijk geen schijn van een kans meer om de geplande aansluiting nog te halen, die – en je raadt het al – uitgerekend vandaag de perfecte stiptheid belichaamt.
We kunnen nog net toekijken hoe een HLE 20 de negen M5-rijtuigen van P 8602 in beweging brengt, maar ons geplande ritje zal voor een volgende keer zijn. En die komt er liefst zo snel mogelijk, aangezien deze samenstelling misschien geen lang leven meer beschoren is. Zelfs al is de omschakeling van lijn 162 naar 25 kV nog verre toekomstmuziek en mogen de stroomvretende 20’ers nog een aantal winters meedraaien na het fiasco van eind december, dan is er nog de recentste denkoefening van Infrabel: het schrappen van dertig zogenaamd hinderlijke piekuurtreinen om de doorstroming in de Brusselse NZV te vergemakkelijken en terloops die andere grote hindernis, het spitsfenomeen, te negeren, alsof er geen subtielere oplossingen denkbaar zijn, vooral qua spoorgebruik.
Ondanks onze mislukte overstap kunnen we de totale vertraging nog binnen de perken houden door opnieuw via Leuven te reizen, als volgt:
3087 Ottignies 17:22 – Leuven 18:02
1516 Leuven 18:10 – Bilzen 19:08
Voor L 3087 is een broodnodige samenstelling van twee tweeledige stellen voorzien. In AM 769 zijn we getuige van een typisch fenomeen voor deze tijd van het jaar: terwijl sommige pendelaars zich knikkebollend overgeven aan de invallende duisternis, overstemmen anderen hun gesnurk met een lamento over twee dagelijks terugkerende onderwerpen, zijnde de verziekte sfeer op het werk en de aanhoudende problemen bij de NMBS. Ondertussen zou het hen nog ontgaan dat de vertraging vandaag beperkt blijft tot een viertal minuten, die hoofdzakelijk het restant zijn van een keurig verzekerde aansluiting in Ottignies en een turbulente passage aan een overweg in Wavre, waar een roekeloze oversteker onze remmen en onze toeter stevig op de proef stelt.
IC E 1516 wordt sinds vorige maand opnieuw gesplitst in Leuven, zodat het snelle treindeel naar Tongeren een alternatief biedt voor een tussentijds gewijzigde piekuurtrein. Tot zover de theorie, want in de praktijk steken vertragingen en ontkoppelingsproblemen nog te vaak de kop op om blindelings op deze rit te vertrouwen; ook vandaag ontbreekt het Fischer trouwens weer aan gewilligheid. Meestal rijdt men dan noodgedwongen integraal verder als stoptrein, met al gauw een kwartier vertraging als gevolg, maar ditmaal voorzien twee klassiekjes in een elegantere oplossing door de stopdienst over te nemen. Beide M6-stormrammen rijden dus als echte intercity verder richting Hasselt, waar een tweede poging tot afkoppelen ondernomen wordt, evenals een derde en vierde, waarna de rangeerder zowaar een kreetje van opluchting slaakt. We lopen zeven minuten vertraging op, die HLE 2755 niet meer kan wegwerken voor aankomst in Bilzen.
De tentoonstelling “Kuifje, Hergé en de treinen” wordt wegens succes verlengd tot twaalf juni en is, in combinatie met de permanente collectie, te bezoeken voor 9,50 EUR; op vertoon van een studentenkaart geldt een gereduceerde toegangsprijs. Daarnaast is er ook nog een tijdelijke B-dagtrip beschikbaar.
En nog een tweetal foto's:
P 8656 staat klaar voor vertrek in Ottignies.